ONTSTAAN REIZENDE ZIELEN

Reizende Zielen ontstond vanuit het verlangen naar een allesomvattende bonte kudde.
Aanvankelijk was de kudde vooral bont en niet zozeer reizend vanuit de ziel.
Wel wist ik dat ik een reis wilde maken. Door een leegte. Met een veelkleurige karavaan.
Pas na het omkeren van de inmiddels gevulde 12 verhuisdozen (gelabeld ‘Bonte Kudde’) begon het destilleren en nader specificeren van het idee. Ik verwijderde actiepoppen, regenboogdinosaurussen en discoballen uit mijn startverzameling en ging door met een gerichter verzamelen.

Uit-of ook eigenlijk-ingangspunten waren onder andere de aapjes die ik verzameld had.
Er was iets in hun gezichtsuitdrukking en houding dat me intrigeerde. Iets waardigs en onschuldigs tegelijk. Iets wezenlijks. Waarom had ik deze uitgekozen? Ik zette ze op de foto in close-up en sloeg wat willekeurige platenboeken open op zoek naar een overeenkomst.
Ik kwam op rondreizend volk, op zwervers, bedelaars, zocht verder op bedelaars en vond een oude prent van Lucas van Leyden uit 1520, “Uilenspiegel: de bedelaarsfamilie,” in bezit van het Rijksmuseum.
De ellendige armoede sprak me niet direct aan maar daar, onderaan op de prent, niet groot maar wel voorop, met een gekromde stok nonchalant als wandelstaf, ging een jongen, een kind nog, met op zijn schouder een kleine uil. Dat was mijn aapje. Niet de uil maar het kind. Onschuldig, zich volkomen neerleggend bij de eindeloze wandeling die zijn leven was, en waardig. Heel waardig. Helder en rechtop. Een volwassen wijsheid in de ogen. Een ziel.
Dat klopte. Het thema klopte. Maar een karavaan van zielen?

Ik ging verder en hield mijn ogen open. Kwam een tweedehands boek tegen dat ik mee naar huis nam;
‘Speelgoed voor de zielen’, 1979
Het is het verslag van de antropoloog Reimar Schefold, die gedurende twee jaar verbleef bij de Sakuddei, een volk wonend op een van de Mentawai eilanden, zo’n honderd km uit de kust van Indonesië in de Indische oceaan.
‘Zorg goed voor je ziel’, is het devies, en de levenswijze van deze mensen. ‘Zorg goed voor haar, maak het aantrekkelijk om bij je te blijven, anders gaat ze er vandoor.’
Bloemen, houtsnijwerk, dansen, zingen, en de tijd nemen.. Het waren dingen die aangeraden werden om het leven meer kleur en een mooiere vorm te geven.

Een ander boek dat mijn aandacht trok was ‘De dansende demonen van Mongolië’, 1999
Het was een catalogus uitgebracht n.a.v. een tentoonstelling met dezelfde naam, in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. In veelkleurige afbeeldingen en grote stukken tekst wordt hierin de geschiedenis en betekenis van de zogenaamde Tsam dansen uitgelegd door J. Fontein.
Het was hier dat ik de sjamanen tegenkwam, dansend in de bonte parade die in haar verhalende symboliek de aanwezigheid van de godheid op aarde toont. 
Ik las over de sacrale ceremonie met haar vele rituelen en maskers. Ik begreep dat de ogen van de maskers niet doorboord werden vanwege de vermeende aanwezigheid van een spirituele godheid, en ik las over de Heersers van het Lijkenveld die het feestterrein bewaakten; een functie die door sjamanen hetzij monniken bekleed werd. Letterlijk in hun Tsam kostuum.

Ik zag mijn bonte kudde opnieuw voorbijtrekken, nu bereden door sjamanen die de apen waren in hun zuivere oprechtheid, en moed. Ik dacht na over wel of niet zien en de aanwezigheid van de ziel in ogen. Ik las verder over de ziel en probeerde intuïtie te verbeelden in blind vertrouwen, schuurde ogen van paarden weg en vroeg me af wie wie leidde. Net zoals ik mezelf liet leiden door het materiaal en wat ik deed. Zoals ik me door een blind gevoel liet leiden dat klopte. En tegelijkertijd achterhaalde waarom ik toch met dieren werkte als berijders? Ik bekeek een film die ik doorgaans niet zou kiezen; ‘The planet of the apes’, en vond er mijn antwoord. 

De verzameling die ik aanlegde voor dit project is de grootste tot nu toe. Ze bestaat uit kamelen, paarden, ossen, en vooral vele aapachtigen als berijder. Ik verzamelde duizenden kralen, veertjes, stukjes touw, stukjes bont, textiel en leer. Ik kookte het kadaver van een kip schoon en liet de botjes drogen om er beenderkralen van te maken.

Ik wilde een reis maken. Door de leegte. Met een veelkleurige karavaan. 
En ben die reis begonnen. 

Reizende Zielen ontstond vanuit het verlangen naar een allesomvattende bonte kudde.
Aanvankelijk was de kudde vooral bont en niet zozeer reizend vanuit de ziel.
Wel wist ik dat ik een reis wilde maken. Door een leegte. Met een veelkleurige karavaan.
Pas na het omkeren van de inmiddels gevulde 12 verhuisdozen (gelabeld ‘Bonte Kudde’) begon het destilleren en nader specificeren van het idee. Ik verwijderde actiepoppen, regenboogdinosaurussen en discoballen uit mijn startverzameling en ging door met een gerichter verzamelen.

Uit-of ook eigenlijk-ingangspunten waren onder andere de aapjes die ik verzameld had.
Er was iets in hun gezichtsuitdrukking en houding dat me intrigeerde. Iets waardigs en onschuldigs tegelijk. Iets wezenlijks. Waarom had ik deze uitgekozen? Ik zette ze op de foto in close-up en sloeg wat willekeurige platenboeken open op zoek naar een overeenkomst.
Ik kwam op rondreizend volk, op zwervers, bedelaars, zocht verder op bedelaars en vond een oude prent van Lucas van Leyden uit 1520, “Uilenspiegel: de bedelaarsfamilie,” in bezit van het Rijksmuseum.
De ellendige armoede sprak me niet direct aan maar daar, onderaan op de prent, niet groot maar wel voorop, met een gekromde stok nonchalant als wandelstaf, ging een jongen, een kind nog, met op zijn schouder een kleine uil. Dat was mijn aapje. Niet de uil maar het kind. Onschuldig, zich volkomen neerleggend bij de eindeloze wandeling die zijn leven was, en waardig. Heel waardig. Helder en rechtop. Een volwassen wijsheid in de ogen. Een ziel.
Dat klopte. Het thema klopte. Maar een karavaan van zielen?

Ik ging verder en hield mijn ogen open. Kwam een tweedehands boek tegen dat ik mee naar huis nam;
‘Speelgoed voor de zielen’, 1979
Het is het verslag van de antropoloog Reimar Schefold, die gedurende twee jaar verbleef bij de Sakuddei, een volk wonend op een van de Mentawai eilanden, zo’n honderd km uit de kust van Indonesië in de Indische oceaan.
‘Zorg goed voor je ziel’, is het devies, en de levenswijze van deze mensen. ‘Zorg goed voor haar, maak het aantrekkelijk om bij je te blijven, anders gaat ze er vandoor.’
Bloemen, houtsnijwerk, dansen, zingen, en de tijd nemen.. Het waren dingen die aangeraden werden om het leven meer kleur en een mooiere vorm te geven.

Een ander boek dat mijn aandacht trok was ‘De dansende demonen van Mongolië’, 1999
Het was een catalogus uitgebracht n.a.v. een tentoonstelling met dezelfde naam, in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. In veelkleurige afbeeldingen en grote stukken tekst wordt hierin de geschiedenis en betekenis van de zogenaamde Tsam dansen uitgelegd door J. Fontein.
Het was hier dat ik de sjamanen tegenkwam, dansend in de bonte parade die in haar verhalende symboliek de aanwezigheid van de godheid op aarde toont. 
Ik las over de sacrale ceremonie met haar vele rituelen en maskers. Ik begreep dat de ogen van de maskers niet doorboord werden vanwege de vermeende aanwezigheid van een spirituele godheid, en ik las over de Heersers van het Lijkenveld die het feestterrein bewaakten; een functie die door sjamanen hetzij monniken bekleed werd. Letterlijk in hun Tsam kostuum.

Ik zag mijn bonte kudde opnieuw voorbijtrekken, nu bereden door sjamanen die de apen waren in hun zuivere oprechtheid, en moed. Ik dacht na over wel of niet zien en de aanwezigheid van de ziel in ogen. Ik las verder over de ziel en probeerde intuïtie te verbeelden in blind vertrouwen, schuurde ogen van paarden weg en vroeg me af wie wie leidde. Net zoals ik mezelf liet leiden door het materiaal en wat ik deed. Zoals ik me door een blind gevoel liet leiden dat klopte. En tegelijkertijd achterhaalde waarom ik toch met dieren werkte als berijders? Ik bekeek een film die ik doorgaans niet zou kiezen; ‘The planet of the apes’ en vond er mijn antwoord. 

De verzameling die ik aanlegde voor dit project is de grootste tot nu toe. Ze bestaat uit kamelen, paarden, ossen, en vooral vele aapachtigen als berijder. Ik verzamelde duizenden kralen, veertjes, stukjes touw, stukjes bont, textiel en leer. Ik kookte het kadaver van een kip schoon en liet de botjes drogen om er beenderkralen van te maken.

Ik wilde een reis maken. Door de leegte. Met een veelkleurige karavaan. 
En ben die reis begonnen.