Vanitasstilleven met kandelaar, schrijfgerei, brief, zakhorloge en anemoon.
Pieter Claesz, 1625

Vanitasstilleven met kandelaar, schrijfgerei, brief, zakhorloge en anemoon.
Pieter Claesz, 1625

Memento Mori! – Gedenk te sterven!

Doodshoofden. Lang geleden al, ruim 7000 jaar voor het begin van de Christelijke jaartelling,
kregen menselijke schedels een speciale plek. De mensen begonnen zich te vestigen op vaste plaatsen en begroeven hun doden onder de huizen. Wanneer het lichaam vergaan was werd de schedel schoongemaakt en op een verhoging gezet.
Het beeld van de dood en de doden heeft de mens altijd vergezeld, en het feit dat we sterfelijk zijn, of althans in een heel andere vorm naar een heel andere plaats plachten te vertrekken, en in zekere zin ophouden te bestaan, heeft van oudsher tot nu een enorme impact op ons begrip van leven gehad.

‘Vanitas’, van het Latijnse ‘vanus’, is een thema uit de kunst, handelend over’ leegte’, of ‘ijdelheid’.
Een belangrijk grondlegger van dit genre was de schilder Pieter Claesz (1596/97-1660); het grootste deel van zijn leven gevestigd in Haarlem.

Vanitaswerken zou je kunnen zien als levenslessen. Of ‘levenswaarschuwingen’.
Ze handelen over de kortstondigheid van het aards bestaan in het algemeen en de vluchtigheid van de aardse geneugten in het bijzonder.

Prediker 1:2
Vanitas vanitatum, omnia vanitas
‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid..’
In een moderne vertaling lees je ijdelheid als een overtreffende trap van leegte, van zinloosheid,
van de vergankelijkheid en ijlheid van het leven.

Vanitasschilderijen werden niet direct in opdracht van de kerk gemaakt, het formaat was meer bedoeld voor ’thuisgebruik’. Wel was de boodschap een vermanend ‘gedenk te sterven’ omdat een mensenleven maar kort is en zeer relatief ten opzichte van de eeuwige zielenheil die erop kan volgen. Leef dus goed.

De geschilderde stillevens, zoals die door Pieter Claesz gemaakt zijn, staan bol van de symboliek, verwijzend naar de vergankelijkheid; de bloem verwelkt, de tijd verstrijkt, een inktpot is leeg, een zegel verbroken, een kaars brandt op. Muziek klinkt niet meer, juwelen refereren slechts aan ijdel vertoon, en overrijp fruit staat samen met halflege wijnglazen afgebeeld om het voorbijgaand karakter van deze aardse genoegens te duiden.

Het is eeuwenoud, deze overpeinzingen betreffende de zingeving en zinloosheid van het bestaan.
De term ‘memento mori‘ gaat terug tot de werken van Socrates (+/- 470 v. Chr. tot +/- 399 v.Chr.) die stelde dat filosofie weinig anders is dan een voorbereiding op de dood.

Het doodsbesef, het bewust zijn van onze sterfelijkheid, en het in zekere zin ‘dichtbij houden’ van de dood, kan bijdragen tot een gevoel van urgentie in ons leven. Er schuilt een kracht in het besef  van eindigheid, en overgang; een grondende kracht, in de realiteit van leven.

Doodshoofden. Lang geleden al, ruim 7000 jaar voor het begin van de Christelijke jaartelling, kregen menselijke schedels een speciale plek. De mensen begonnen zich te vestigen op vaste plaatsen en begroeven hun doden onder de huizen. Wanneer het lichaam vergaan was werd de schedel schoongemaakt en op een verhoging gezet.
Het beeld van de dood en de doden heeft de mens altijd vergezeld, en het feit dat we sterfelijk zijn, of althans in een heel andere vorm naar een heel andere plaats plachten te vertrekken, en in zekere zin ophouden te bestaan, heeft van oudsher tot nu een enorme impact op ons begrip van leven gehad.

‘Vanitas’, van het Latijnse ‘vanus’, is een thema uit de kunst, handelend over’ leegte’, of ‘ijdelheid’.
Een belangrijk grondlegger van dit genre was de schilder Pieter Claesz (1596/97-1660); het grootste deel van zijn leven gevestigd in Haarlem.

Vanitaswerken zou je kunnen zien als levenslessen. Of ‘levenswaarschuwingen’.
Ze handelen over de kortstondigheid van het aards bestaan in het algemeen en de vluchtigheid van de aardse geneugten in het bijzonder.

Prediker 1:2
Vanitas vanitatum, omnia vanitas
‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid..’
In een moderne vertaling lees je ijdelheid als een overtreffende trap van leegte, van zinloosheid,  van de vergankelijkheid en ijlheid van het leven.

Vanitasschilderijen werden niet direct in opdracht van de kerk gemaakt, het formaat was meer bedoeld voor ’thuisgebruik’. Wel was de boodschap een vermanend ‘gedenk te sterven’ omdat een mensenleven maar kort is en zeer relatief ten opzichte van de eeuwige zielenheil die erop kan volgen. Leef dus goed.

De geschilderde stillevens, zoals die door Pieter Claesz gemaakt zijn, staan bol van de symboliek, verwijzend naar de vergankelijkheid; de bloem verwelkt, de tijd verstrijkt, een inktpot is leeg, een zegel verbroken, een kaars brandt op. Muziek klinkt niet meer, juwelen refereren slechts aan ijdel vertoon, en overrijp fruit staat samen met halflege wijnglazen afgebeeld om het voorbijgaand karakter van deze aardse genoegens te duiden.

Het is eeuwenoud, deze overpeinzingen betreffende de zingeving en zinloosheid van het bestaan.
De term ‘memento mori‘ gaat terug tot de werken van Socrates (+/- 470 v. Chr. tot +/- 399 v.Chr.) die stelde dat filosofie weinig anders is dan een voorbereiding op de dood.

Het doodsbesef, het bewust zijn van onze sterfelijkheid, en het in zekere zin ‘dichtbij houden’ van de dood, kan bijdragen tot een gevoel van urgentie in ons leven. Er schuilt een kracht in het besef  van eindigheid,
en overgang; een grondende kracht, in de realiteit van leven.