‘Sisyphus’
Titian, 1548-1549
Koning Sisyphus was bij leven een lastpak, onaangenaam jegens mensen in list en bedrog, en uitdagend naar de Griekse goden, die hij eveneens om de tuin trachtte te leiden.
Na zijn dood, die hij wist te vertragen door de Dood zelf te knevelen, waardoor er dagenlang geen mensen
stierven op aarde, pakten de goden hem terug door hem in de onderwereld een eindeloze, en zinloze taak te geven. Hij werd ertoe veroordeeld om een zwaar rotsblok keer op keer tegen een steile berg op te duwen.
Eenmaal boven rolt het opnieuw de diepte weer in.
Hij vervult deze taak nog steeds..
Maar daar ging het Albert Camus (1913-1960) niet om toen hij zijn essay ‘De mythe van Sisyphus’ schreef, met dit verhaal als uitgangspunt. Albert Camus was een Frans filosoof die zich afsplitste/ wilde onderscheiden, van het existentialisme. Dit deed hij met dit beroemd geworden essay, dat tevens het begin vormde van het absurdisme als filosofische stroming. Het absurdisme als term bestond al veel langer, vanuit het Latijnse ab-surd, dat vertaald kan worden als dissonerend, afwijkend van toon.
Zowel het existentialisme als het absurdisme stellen dat de wereld om de mens heen op zichzelf betekenisloos is. De splitsing zit hem in het vervolg hierop; het existentialisme richt zich op een moeten gaan zoeken naar beteke-nis, vanuit het feit dat we nu eenmaal hier zijn. Ofwel: existentie wordt gevolgd door essentie.
Camus wijkt hiervan af en wijst ons op het volgens hem werkelijk basale probleem:
“Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden, is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie. Al het andere- of de wereld drie dimensies, de geest negen of twaalf categorieën heeft- komt pas daarna.”
De betekenis, de essentie, komt dus eerst. Hij verduidelijkt dit met een voorbeeld over de beroemde weten-schapper Galilei, die weliswaar diep overtuigd was dat de aarde om de zon draaide, maar deze belangrijke wetenschappelijke waarheid vrij gemakkelijk afzwoer op het moment dat voor hem de brandstapel dreigde temidden in een conflict met de kerk. Hij stelde met passie zijn leven in dienst van de wetenschap maar uiteinde-lijk was de kwestie van de aarde en de zon niet zo van belang als zijn eigen voortbestaan. Zijn leven ging voor de waarheid.
Naast dit voorbeeld plaatst hij de mensen die hun leven geven voor hun idee of illusie (wat een reden om te leven genoemd wordt, is tegelijk een uitstekende reden om te sterven). Ook noemt hij de mensen die hun leven beëindigen omdat zij dit niet de moeite waard vinden te leven, althans niet voor zichzelf. Veel zelfmoordenaars zien zeker wel de waarde van het leven maar niet voor hen als individu. En met dit laatste komen we op het pad van Camus dat hij ging om de vraag naar de zin van het leven als zijnde de meest dringende vraag te behandelen.
Hij denkt vanuit het begrip van- en de mogelijkheid tot- zelfmoord, na over de essentiële problemen van mensen. Essentiele problemen noemt hij dan ook die problemen die iemand het leven kunnen kosten, of die welke de wil om te leven vergroten. Want:
“In de gehechtheid van de mens aan zijn leven is iets, dat sterker is dan alle ellende van de wereld. Het oordeel van het lichaam is evenveel waard als dat van de geest, en het lichaam schrikt terug voor de vernietiging. We wennen ons aan het leven, voordat we het denken verworven hebben.”
Camus omschrijft het wezenlijke ‘gevoel van absurditeit’ als het besef van de mens dat er een verschil is tussen zijn leven en zichzelf. Hij is als een toneelspeler in een decor. Ontdaan van redelijke verklaringen over de wereld waarin hij leeft, blijft er een vreemdeling over. In veel levens van al deze vreemdelingen die we soms voor onszelf zijn tegen dit wegvallend decor, is weleens de gedachte aan een zelfverkozen einde opgekomen. Vaak gevolgd door een verlangen naar herstel, in plaats van de dood. Deze keuze voor herstel kun je in bepaalde zin hoop noemen.
Terug naar Sisyphus onderaan zijn berg;
Hij zet zich schrap onder zijn rotsblok.. Hij rolt met enorme inspanning de steen naar boven. Daar gaat hij. Langzaam maar zeker, tot hij boven is; het blok rolt met luid geraas stuiterend terug.
Heeft Sisyphus enige hoop dat dit de laatste keer was? Nee, dat heeft hij niet.
Hij loopt de berg weer af, zijn rotsblok achterna. Zijn lot. Wetende dat hij het weer opnieuw naar boven zal gaan duwen, en dat het dan opnieuw weer terug de diepte in rolt. Hij weet dat. Hij ziet hoe absurd dit handelen is, hoe absurd deze zinloze taak is, zonder enig doel.
Maar Sisyphus doet één ding: hij zegt ja. Hij zegt ja tegen dit kleine uitzichtloos universum dat het zijne is, hij zegt ja tegen zijn rotsblok, zijn berg, zijn lot..
Heeft het betekenis? Misschien niet. Waarschijnlijk niet.
Maar zijn ja zeggen heeft dit wel..
Zoals Camus besluit;
“Ieder korreltje van deze steen, ieder splintertje erts van deze nachtdonkere berg betekent, alleen voor hem, een ganse wereld. De strijd op zichzelf tegen de top is voldoende om het hart van een mens te vullen. We moeten ons Sisyphus als een gelukkig mens voorstellen.”
Koning Sisyphus was bij leven een lastpak, onaangenaam jegens mensen in list en bedrog, en uitdagend naar de Griekse goden, die hij eveneens om de tuin trachtte te leiden.
Na zijn dood, die hij wist te vertragen door de Dood zelf te knevelen, waardoor er dagenlang geen mensen stierven op aarde, pakten de goden hem terug door hem in de onderwereld een eindeloze, en zinloze taak te geven. Hij werd ertoe veroordeeld om een zwaar rotsblok keer op keer tegen een steile berg op te duwen.
Eenmaal boven rolt het opnieuw de diepte weer in.
Hij vervult deze taak nog steeds..
Maar daar ging het Albert Camus (1913-1960) niet om toen hij zijn essay ‘De mythe van Sisyphus’ schreef, met dit verhaal als uitgangspunt. Albert Camus was een Frans filosoof die zich afsplitste/ wilde onderscheiden, van het existentialisme. Dit deed hij met dit beroemd geworden essay, dat tevens het begin vormde van het absurdisme als filosofische stroming. Het absurdisme als term bestond al veel langer, vanuit het Latijnse ab-surd, dat vertaald kan worden als dissonerend, afwijkend van toon.
Zowel het existentialisme als het absurdisme stellen dat de wereld om de mens heen op zichzelf betekenisloos is. De splitsing zit hem in het vervolg hierop; het existentialisme richt zich op een moeten gaan zoeken naar betekenis, vanuit het feit dat we nu eenmaal hier zijn. Ofwel: existentie wordt gevolgd door essentie.
Camus wijkt hiervan af en wijst ons op het volgens hem werkelijk basale probleem:
“Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden, is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie. Al het andere- of de wereld drie dimensies, de geest negen of twaalf categorieën heeft- komt pas daarna.”
De betekenis, de essentie, komt dus eerst. Hij verduidelijkt dit met een voorbeeld over de beroemde wetenschapper Galilei, die weliswaar diep overtuigd was dat de aarde om de zon draaide, maar deze belangrijke wetenschappelijke waarheid vrij gemakkelijk afzwoer op het moment dat voor hem de brandstapel dreigde temidden in een conflict met de kerk. Hij stelde met passie zijn leven in dienst van de wetenschap maar uiteindelijk was de kwestie van de aarde en de zon niet zo van belang als zijn eigen voortbestaan. Zijn leven ging voor de waarheid.
Naast dit voorbeeld plaatst hij de mensen die hun leven geven voor hun idee of illusie (wat een reden om te leven genoemd wordt, is tegelijk een uitstekende reden om te sterven). Ook noemt hij de mensen die hun leven beëindigen omdat zij dit niet de moeite waard vinden te leven, althans niet voor zichzelf. Veel zelfmoordenaars zien zeker wel de waarde van het leven maar niet voor hen als individu. En met dit laatste komen we op het pad van Camus dat hij ging om de vraag naar de zin van het leven als zijnde de meest dringende vraag te behandelen.
Hij denkt vanuit het begrip van- en de mogelijkheid tot- zelfmoord, na over de essentiële problemen van mensen. Essentiele problemen noemt hij dan ook die problemen die iemand het leven kunnen kosten, of die welke de wil om te leven vergroten. Want:
“In de gehechtheid van de mens aan zijn leven is iets, dat sterker is dan alle ellende van de wereld. Het oordeel van het lichaam is evenveel waard als dat van de geest, en het lichaam schrikt terug voor de vernietiging. We wennen ons aan het leven, voordat we het denken verworven hebben.”
Camus omschrijft het wezenlijke ‘gevoel van absurditeit’ als het besef van de mens dat er een verschil is tussen zijn leven en zichzelf. Hij is als een toneelspeler in een decor. Ontdaan van redelijke verklaringen over de wereld waarin hij leeft, blijft er een vreemdeling over. In veel levens van al deze vreemdelingen die we soms voor onszelf zijn tegen dit wegvallend decor, is weleens de gedachte aan een zelfverkozen einde opgekomen. Vaak gevolgd door een verlangen naar herstel, in plaats van de dood. Deze keuze voor herstel kun je in bepaalde zin hoop noemen.
Terug naar Sisyphus onderaan zijn berg;
Hij zet zich schrap onder zijn rotsblok.. Hij rolt met enorme inspanning de steen naar boven. Daar gaat hij. Langzaam maar zeker, tot hij boven is; het blok rolt met luid geraas stuiterend terug.
Heeft Sisyphus enige hoop dat dit de laatste keer was? Nee, dat heeft hij niet.
Hij loopt de berg weer af, zijn rotsblok achterna. Zijn lot. Wetende dat hij het weer opnieuw naar boven zal gaan duwen, en dat het dan opnieuw weer terug de diepte in rolt. Hij weet dat. Hij ziet hoe absurd dit handelen is, hoe absurd deze zinloze taak is, zonder enig doel.
Maar Sisyphus doet één ding: hij zegt ja. Hij zegt ja tegen dit kleine uitzichtloos universum dat het zijne is, hij zegt ja tegen zijn rotsblok, zijn berg, zijn lot..
Heeft het betekenis? Misschien niet. Waarschijnlijk niet.
Maar zijn ja zeggen heeft dit wel..
Zoals Camus besluit;
“Ieder korreltje van deze steen, ieder splintertje erts van deze nachtdonkere berg betekent, alleen voor hem, een ganse wereld. De strijd op zichzelf tegen de top is voldoende om het hart van een mens te vullen. We moeten ons Sisyphus als een gelukkig mens voorstellen.”
Koning Sisyphus was bij leven een lastpak, onaangenaam jegens mensen in list en bedrog, en uitdagend naar de Griekse goden, die hij eveneens om de tuin trachtte te leiden.
Na zijn dood, die hij wist te vertragen door de Dood zelf te knevelen, waardoor er dagenlang geen mensen stierven op aarde, pakten de goden hem terug door hem in de onderwereld een eindeloze, en zinloze taak te geven. Hij werd ertoe veroordeeld om een zwaar rotsblok keer op keer tegen een steile berg op te duwen.
Eenmaal boven rolt het opnieuw de diepte weer in.
Hij vervult deze taak nog steeds..
Maar daar ging het Albert Camus (1913-1960) niet om toen hij zijn essay ‘De mythe van Sisyphus’ schreef, met dit verhaal als uitgangspunt. Albert Camus was een Frans filosoof die zich afsplitste/ wilde onderscheiden, van het existentialisme. Dit deed hij met dit beroemd geworden essay, dat tevens het begin vormde van het absurdisme als filosofische stroming. Het absurdisme als term bestond al veel langer, vanuit het Latijnse ab-surd, dat vertaald kan worden als dissonerend, afwijkend van toon.
Zowel het existentialisme als het absurdisme stellen dat de wereld om de mens heen op zichzelf betekenisloos is. De splitsing zit hem in het vervolg hierop; het existentialisme richt zich op een moeten gaan zoeken naar betekenis, vanuit het feit dat we nu eenmaal hier zijn. Ofwel: existentie wordt gevolgd door essentie.
Camus wijkt hiervan af en wijst ons op het volgens hem werkelijk basale probleem:
“Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden, is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie. Al het andere- of de wereld drie dimensies, de geest negen of twaalf categorieën heeft- komt pas daarna.”
De betekenis, de essentie, komt dus eerst. Hij verduidelijkt dit met een voorbeeld over de beroemde wetenschapper Galilei, die weliswaar diep overtuigd was dat de aarde om de zon draaide, maar deze belangrijke wetenschappelijke waarheid vrij gemakkelijk afzwoer op het moment dat voor hem de brandstapel dreigde temidden in een conflict met de kerk. Hij stelde met passie zijn leven in dienst van de weten-schap maar uiteindelijk was de kwestie van de aarde en de zon niet zo van belang als zijn eigen voortbestaan. Zijn leven ging voor de waarheid.
Naast dit voorbeeld plaatst hij de mensen die hun leven geven voor hun idee of illusie (wat een reden om te leven genoemd wordt, is tegelijk een uitstekende reden om te sterven). Ook noemt hij de mensen die hun leven beëindigen omdat zij dit niet de moeite waard vinden te leven, althans niet voor zichzelf. Veel zelfmoordenaars zien zeker wel de waarde van het leven maar niet voor hen als individu. En met dit laatste komen we op het pad van Camus dat hij ging om de vraag naar de zin van het leven als zijnde de meest dringende vraag te behandelen.
Hij denkt vanuit het begrip van , en de mogelijkheid tot, zelfmoord, na over de essentiële problemen van mensen. Essentiele problemen noemt hij dan ook die problemen die iemand het leven kunnen kosten, of die welke de wil om te leven vergroten. Want:
“In de gehechtheid van de mens aan zijn leven is iets, dat sterker is dan alle ellende van de wereld. Het oordeel van het lichaam is evenveel waard als dat van de geest, en het lichaam schrikt terug voor de vernietiging. We wennen ons aan het leven, voordat we het denken verworven hebben.”
Camus omschrijft het wezenlijke ‘gevoel van absurditeit’ als het besef van de mens dat er een verschil is tussen zijn leven en zichzelf. Hij is als een toneelspeler in een decor. Ontdaan van redelijke verklaringen over de wereld waarin hij leeft, blijft er een vreemdeling over. In veel levens van al deze vreemdelingen die we soms voor onszelf zijn tegen dit wegvallend decor, is weleens de gedachte aan een zelfverkozen einde opgekomen. Vaak gevolgd door een verlangen naar herstel, in plaats van de dood. Deze keuze voor herstel kun je in bepaalde zin hoop noemen.
Terug naar Sisyphus onderaan zijn berg;
Hij zet zich schrap onder zijn rotsblok.. Hij rolt met enorme inspanning de steen naar boven. Daar gaat hij. Langzaam maar zeker, tot hij boven is; het blok rolt met luid geraas stuiterend terug.
Heeft Sisyphus enige hoop dat dit de laatste keer was? Nee, dat heeft hij niet.
Hij loopt de berg weer af, zijn rotsblok achterna. Zijn lot. Wetende dat hij het weer opnieuw naar boven zal gaan duwen, en dat het dan opnieuw weer terug de diepte in rolt. Hij weet dat. Hij ziet hoe absurd dit handelen is, hoe absurd deze zinloze taak is, zonder enig doel.
Maar Sisyphus doet één ding: hij zegt ja.
Hij zegt ja tegen dit kleine uitzichtloos universum dat het zijne is, hij zegt ja tegen zijn rotsblok, zijn berg, zijn lot..
Heeft het betekenis? Misschien niet. Waarschijnlijk niet.
Maar zijn ja zeggen heeft dit wel..
Zoals Camus besluit;
“Ieder korreltje van deze steen, ieder splintertje erts van deze nachtdonkere berg betekent, alleen voor hem, een ganse wereld. De strijd op zichzelf tegen de top is voldoende om het hart van een mens te vullen. We moeten ons Sisyphus als een gelukkig mens voorstellen.”