Rene Magritte,  ‘La Trahison des images’, 1929

‘Het verraad van de voorstelling’, zo noemde de maker zijn beroemd geworden schilderij.
‘Voorstelling’, omdat hier een pijp wordt voorgesteld. En ‘verraad’ omdat het geen pijp is.
Je kunt hem niet aansteken. Het is dus geen pijp.
Deze in feite heel voor de hand liggende constatering maakte het schilderij tot een icoon.

Rene Magritte (1898-1967) was een Belgisch schilder die zich bezighield met wezenlijke vragen rondom ons denken, en dan specifiek het denken door de waarneming, niet het denken vanuit een idee. Zelf probeerde hij
te denken, en waar te nemen, alsof niemand hem daarin voorgegaan was.

Hij merkte op dat dingen vaak aan onze waarneming ontsnappen, terwijl ze toch werkelijk recht voor ons zijn.
We zien wat we willen zien. Of wat onze geest ons voorspiegeld.
Of, vrij vertaald naar Paul Nouge (Belgisch dichter, theoreticus, 1895-1967);
Het oog, dat ziet wat niet langer meer is, zoals een ster aan de hemel. Of een nabeeld op een scherm, van iets dat verdwenen is. Het oog ziet de dingen niet die te snel zijn; een kogel vliegend door de lucht, of een vluchtige lach.
Ook de dingen die te langzaam gaan ziet ze niet; zoals het gras dat groeit, of veroudering, of het ziet een bekende
die dat toch niet blijkt te zijn. Of een kat, die een schoen is. Of schijnbare liefde, die niet aanwezig is..

Het oog is vrij tot interpretatie en springt van betekenis naar betekenis.

Dit zoeken naar een betekenis is een heel begrijpelijk streven om wat houvast te te vinden in de wereld, en
buiten dat een handig stuk denkgereedschap zodat niet de hele dag door alle waargenomen wielen weer
opnieuw uitgevonden moeten worden.
Toch kan het ook van belang zijn dit te doorzien en deze stereotype gewoontes van de geest te bevragen, zoals Magritte graag deed. Hij streefde ernaar om het denken zelf zichtbaar te maken, het denken door de waarneming. En dit deed hij door hetzelfde middel te gebruiken: de waarneming.

Niet voor niets werkte Magritte met heel realistisch geschilderde voorwerpen en voorstellingen uit het dagelijks leven om ons heen; hier ging het om. De beschouwer kent de alledaagse objecten die voor hem op het schilderij
te zien zijn. De openbaring schuilt er echter in dat het bekende verband ontbreekt. Er gebeurt iets onverwachts; een avond valt letterlijk kapot onder een raam, terwijl buiten de zon ondergaat in hetzelfde uitzicht. Of dingen verdwijnen, en zweven, of branden zonder reden. Onmogelijk. De voorstellingen zijn onmogelijk. Een mysterie. En tegelijkertijd precies zoals ze zijn. Magritte schilderde met het doel een meta-realiteit op te roepen die ons begrip van de waarneembare zou overtreffen. Overtreffen omdat ook het onzichtbare zichtbaar werd. En het mysterie onverminderd aanwezig bleef.

Magritte beschouwde zijn werk als succesvol wanneer geen verklaring, geen oorzaak en gevolg , onze nieuwsgierigheid kan bevredigen. Hij toont ons dingen en gebeurtenissen zonder de handvaten waarmee we normaal gesproken de wereld om ons duiden. De handvaten zijn er wel, in schijnbare symboliek van de voorstelling, maar uiteindelijk onbruikbaar.

De dingen ‘schilderen zoals ze zijn’ in schilderijen die ‘zijn zoals ze zijn’, hield voor Magritte vooral in dat het mysterie bleef bestaan. In zijn schilderijen overheersen het zichtbare en het onzichtbare elkaar niet. Ze bestaan naast elkaar, en door elkaar heen. De brief die in de envelop verscholen zit is zichtbaar. De zon achter de bomen net zo goed.
De geest heeft in principe een hang naar het ongekende. Het voelt zich thuis bij het mysterie, omdat het in zich-zelf ook mysterie is. Waarom zijn we hier? Hoe weten we wat we weten? En hoe kunnen we denken dat we ons niet kunnen voorstellen dat we daadwerkelijk bestaan? We denken met het onzichtbare. Een werkelijk mysterie kan op vele manieren verklaard worden, maar het zal nooit zichzelf verklaren.
Volgens Magritte.

Samenvattend:
Het is het onverwachte in Magritte’s werk dat de benodigde informatie geeft. In zichzelf. Als verschijnsel. Omdat wat verwacht wordt ons niets zegt. Wanneer iemand ons zegt dat morgen de zon opkomt dan zegt ons dat niets; het ligt voor de hand. Natuurlijk komt hij op, als elke dag..
Maar gebeurt er nu iets onverwachts onmogelijks recht voor ons op een schildersdoek en tegelijkertijd in onze geest, dan is er dat korte moment van plotse opleving. Wij zien iets, dat wij kennen, maar het kan niet. De realiteit ontkent het onmogelijke dat het schilderij uitdraagt, maar wel zo dat het op bepaalde wijze binnen de begrenzing van het mogelijke blijft.

In zekere zin zoals je draken in formaties van wolken kunt zien, die er niet zijn. De wolken zijn er, de draak is er; je ziet hem, maar het kan niet. Terwijl de wolken er toch zijn. De geest zoekt, vindt, herkend en ontkend, terwijl er een aarde om de zon lijkt te draaien, er sterren verschijnen die je niet kunt zien, en er vreemde schaduwen over het oppervlak van de maan vallen, en dan droom je nog niet eens..

‘Het verraad van de voorstelling’, zo noemde de maker zijn beroemd geworden schilderij.
‘Voorstelling’, omdat hier een pijp wordt voorgesteld. En ‘verraad’ omdat het geen pijp is.
Je kunt hem niet aansteken. Het is dus geen pijp. Deze in feite heel voor de hand liggende constatering maakte het schilderij tot een icoon.

Rene Magritte (1898-1967) was een Belgisch schilder die zich bezighield met wezenlijke vragen rondom ons denken, en dan specifiek het denken door de waar-neming, niet het denken vanuit een idee. Zelf probeerde hij te denken, en waar te nemen, alsof niemand hem daarin voor-gegaan was.

Hij merkte op dat dingen vaak aan onze waarneming ontsnappen, terwijl ze toch werkelijk recht voor ons zijn.
We zien wat we willen zien. Of wat onze geest ons voorspiegeld.
Of, vrij vertaald naar Paul Nouge (Belgisch dichter, theoreticus, 1895-1967);
Het oog, dat ziet wat niet langer meer is, zoals een ster aan de hemel. Of een nabeeld op een scherm, van iets dat verdwenen is. Het oog ziet de dingen niet die te snel zijn; een kogel vliegend door de lucht, of een vluchtige lach.
Ook de dingen die te langzaam gaan ziet ze niet; zoals het gras dat groeit, of veroudering, of het ziet een bekende die dat toch niet blijkt te zijn. Of een kat, die een schoen is. Of schijnbare liefde, die niet aanwezig is..

Het oog is vrij tot interpretatie en springt van betekenis naar betekenis.

Dit zoeken naar een betekenis is een heel begrijpelijk streven om wat houvast te vinden in de wereld, en buiten dat een handig stuk denkgereedschap zodat niet de hele dag door alle waargenomen wielen weer  opnieuw uitgevonden moeten worden.
Toch kan het ook van belang zijn dit te doorzien en deze stereotype gewoontes van de geest te bevragen, zoals Magritte graag deed. Hij streefde ernaar om het denken zelf zichtbaar te maken, het denken door de waarneming. En dit deed hij door hetzelfde middel te gebruiken: de waarneming.

Niet voor niets werkte Magritte met heel realistisch geschilderde voorwerpen en voorstellingen uit het dagelijks leven om ons heen; hier ging het om. De beschouwer kent de alledaagse objecten die voor hem op het schilderij te zien zijn. De openbaring schuilt er echter in dat het bekende verband ontbreekt. Er gebeurt iets onverwachts; een avond valt letterlijk kapot onder een raam, terwijl buiten de zon ondergaat in hetzelfde uitzicht. Of dingen verdwijnen, en zweven, of branden zonder reden. Onmogelijk. De voorstellingen zijn onmogelijk. Een mysterie. En tegelijkertijd precies zoals ze zijn. Magritte schilderde met het doel een meta-realiteit op te roepen die ons begrip van de waarneem-bare zou overtreffen. Overtreffen omdat ook het onzichtbare zichtbaar werd. En het mysterie onverminderd aanwezig bleef.

Magritte beschouwde zijn werk als succesvol wanneer geen verklaring, geen oorzaak en gevolg , onze nieuwsgierigheid kan bevredigen. Hij toont ons dingen en gebeurtenissen zonder de handvaten waarmee we normaal gesproken de wereld om ons duiden. De handvaten zijn er wel, in schijnbare symboliek van de voorstelling, maar uiteindelijk onbruikbaar.

De dingen ‘schilderen zoals ze zijn’ in schilderijen die ‘zijn zoals ze zijn’, hield voor Magritte vooral in dat het mysterie bleef bestaan. In zijn schilderijen overheersen het zichtbare en het onzichtbare elkaar niet. Ze bestaan naast elkaar, en door elkaar heen. De brief die in de envelop verscholen zit is zichtbaar. De zon achter de bomen net zo goed.
De geest heeft in principe een hang naar het ongekende. Het voelt zich thuis bij het mysterie, omdat het in zichzelf ook een mysterie is. Waarom zijn we hier? Hoe weten we wat we weten? En hoe kunnen we denken dat we ons niet kunnen voorstellen dat we daadwerkelijk bestaan? We denken met het onzichtbare. Een werkelijk mysterie kan op vele manieren verklaard worden, maar het zal nooit zichzelf verklaren.
Volgens Magritte.

Samenvattend:
Het is het onverwachte in Magritte’s werk dat de benodigde informatie geeft. In zichzelf. Als verschijnsel. Omdat wat verwacht wordt ons niets zegt. Wanneer iemand ons zegt dat morgen de zon opkomt dan zegt ons dat niets; het ligt voor de hand. Natuurlijk komt hij op, als elke dag..
Maar gebeurt er nu iets onverwachts onmogelijks recht voor ons op een schildersdoek en tegelijkertijd in onze geest, dan is er dat korte moment van plotse opleving. Wij zien iets, dat wij kennen, maar het kan niet. De realiteit ontkent het onmogelijke dat het schilderij uitdraagt, maar wel zo dat het op bepaalde wijze binnen de begrenzing van het mogelijke blijft.

In zekere zin zoals je draken in formaties van wolken kunt zien, die er niet zijn. De wolken zijn er, de draak is er; je ziet hem, maar het kan niet. Terwijl de wolken er toch zijn. De geest zoekt, vindt, herkend en ontkend, terwijl er een aarde om de zon lijkt te draaien, er sterren verschijnen die je niet kunt zien, en er vreemde schaduwen over het oppervlak van de maan vallen, en dan droom je nog niet eens..

“Sometimes we see a cloud that’s dragonish;
A vapour sometimes like a bear or lion,
A tower’d citadel, a pendent rock,
A forked mountain, or blue promontory
With trees upon ’t, that nod unto the world,
And mock our eyes with air..”

Shakespeare, Anthony and Cleopatra

“Sometimes we see a cloud that’s dragonish;
A vapour sometimes like a bear or lion,
A tower’d citadel, a pendent rock,
A forked mountain, or blue promontory
With trees upon ’t, that nod unto the world,
And mock our eyes with air..”

Shakespeare, Anthony and Cleopatra